Aan boord van een VOC schip

Peter Kolbe was van 1705 tot 1713 op Kaap de Goede Hoop gestationeerd en overleed in 1726. Hij heeft het in onderstaand fragment uit zijn posthuum uitgegeven werk onder andere over bier dat beter wordt van de reis naar Indië en hoe het komt dat het soms toch bederft.

Naauwkeurige beschryving van de Kaap de Goede Hoop

Peter Kolbe 1727
pagina 33-35

De Hollanders, die zeer veel Brunswykse, Zerbster en andere sterke Hollandsche, Lubeksche, Breemsche enz., bieren na Oost-Indie voeren, de slechte en dunne bieren konnen de reis over zoo weinig goed blyven, als dat't welk de Engelschen na Jamaika zenden, verstaan dit kunsje, mynes bedunkens vry beter; want na dat zy diergelyke bieren in Holland op goede eike fustagie met eizere hoepels wel verzien, hebben overgestoken, en van den veelvuldigen droessem gezuivert, doen zy, voor zoo veel als ik heb konnen bemerken, verders niet daar aan, dan dat zy alle maanden de vaten met het zelve bier of by gebrek van dien, met eenig ander goed bier opvullen, en de boom op het vat, zoo dicht houden als mogelyk is, ten einde de indringende lucht van buiten geen schade kan doen, of het bier zuur zouden konnen worden of bederven, zelfs wanneer zy in de verzengde lucht-streek of onder de linie een alteratie uitstaan moeten.
By deze manier van bier te bewaren, bevinden zich de Hollanders zich meest zeer wel, schoon niet kan worden geloochent, dat wel eens een vat bederft en zuur word, of ook wel t'eenemaal uitloopt. Dit ontstaat nogtans uit andere oorzaken, welke ik beducht zoude zyn te ontdekken, ten ware de zaak over bekent en openbaar was. Wanneer veel vaten met diergelyke drank in een schip op elkander liggen, kan men niet goed by de onderste komen, om dezelve na behoren op te vullen, of anders daar na te zien. Wyders zyn alle vaten niet nieuw, en dikmaals wormstekig, welke met ter tyd het ingenomen vocht laten uit lopen. Daarenboven beurt het wel, dat de Ruimwerkers of die in het hol van het schip moeten arbeiden, het welk doorgaans matrozen zyn, van tyd tot tyd uit een en meer vaten tappen en uit zuipen, en ziet men derhalven onder deze lege vaten nooyt eenige nattigheyd, waar uit men zoude konnen besluiten dat het bier daar uit gelekt was.
Wie zouder echter de moeite willen nemen, alle slinkse streken van het bootsvolk, om anderen het hare t'ontvreemden, op het papier te brengen? want zulks is aan den Kapitein, Stuurman en anderen zeer wel bekent; weshalven zy hen ook van den beginnen of aanwyzen, welke vaten in 't byzonder, en welke aan de Compagnie toebehoren, en ook doorgaans hare byzondere vaten Sanctum Sanctorum het Heylige der Heyligen noemen, en daar mede te kennen geven, dat zy wel uit de Compagnies vaten maar niet uit de hare mogen drinken.
Wat aanbelangt de wynen; dezelve moeten zekerlyk niet nieuw gesmeert of gezwavelt zyn, als welke na dat de zwavel verteert is heftig fermenteren, en diengevolgens zeer ras bederve. Slappe en slechte wijnen onderghaan het zelve lot, schoon zy oud zyn, om dat zy de kracht van den geeft, die ze goed moeten houden, verliezen. Oude en zware wynen als Franse, Rynsche, enz, schoon zy onder de Linie of in de verzengde lucht-streek een kleine verandering moeten ondergaan, en als onklare kernmelk uitzien, en in de smaak verandert schijnen, bekomen nogtans hare oude deugdzaamheid in vers, helderheid en smaak weder, als men dezelve nevens de gewone oppassing, maar tyd laat, en worden zy dikwyls, zoo als hier in Europa door het vervoeren van diergelyke waren geschied, veel beter, als zy voorheen geweest zyn; gelyk dan bier en wyn, welke men naar Oost-Indie voert, klaarder en veel schoonder en helderder van vers zyn, als ze hier ooyt zouden zyn.
Wil echter iemand in Indie een vat bier of wyn ontsteken, en daar van drinken, mag zulks niet geschieden, zoo als men hier gewoon is te doen, om dat zoo wel de lucht van buiten door de boom zoude indringen en een bederving veroorzaken, als de grote hitte en doordringende zonne-warmte den smaak veranderen en bederven zoude; maar als men het bier of wyn wil beginnen, en ten einde goed houden, is men genoodzaakt, om het vat ten eersten t'eenemaal in bouteilles of grote carabassen, dat is, glazen van 15 tot 20 maat groot, af te tappen, en daar in te bewaren, ten einde de lucht daar op geen gewelt zouden konnen oeffenen.
Het bewaren geschied aldus:
Na dat men de Bouteilles of Cara-bassen ter dege heest gespoelt en uit laten lopen, tapt men het bier of wyn daarin. Vol zynde, stopt men ze met een kurk dicht toe en smeertze met pik ten einde daar geen lucht kan doordringen. Wil men ze echter lang laten staan, en is men voor dezelve bevreest, giet men, alvorens de bouteilles worden gekurkt, een weinig oly op de wyn, en stopt ze vervolgens op de bovenvermelde wys, daar na zet men deze glaze vaten in een koele plaats, tot dat men ze gebruiken wil.


barrel aged 1727
Naauwkeurige beschryving van de Kaap de Goede Hoop 1727

Over de auteur Peter Kolbe
Peter Kolbe was gestationeerd op Kaap de Goede Hoop in de functie van secretaris van Stellenboƒch en Drakenƒtein. Hij keerde later terug als Rector aan een school in Neustadt an der Aisch (bij Neurenberg). Elders in het boek staan nog meer dingen met betrekking tot bier zoals over een brouwer uit Deventer die door de VOC aan de Kaap was gestationeerd.
De Weledel Gestrenge Heer Nikolaes Witsen komt ook voor in mijn artikel over duurzaam en smakelijk bier. In dat artikel gaan we nog een stuk verder terug in de tijd.

peter kolbe 1727

Onderstaand boek is een heruitgave van het originele werk van Kolbe en is mij onbekend.
Unter Hottentotten : 1705-1713 Tübingen : Erdmann, 1979. ISBN:  3771103177 9783771103170 Alte abenteuerliche Reiseberichte d. Aufzeichn. von Peter Kolb Hrsg. von Werner Jopp

1727 Peter Kolbe

doprgb50-455